ข้ามไปเนื้อหา

aanbreken

จาก วิกิพจนานุกรม พจนานุกรมเสรี

ภาษาดัตช์

[แก้ไข]

รากศัพท์

[แก้ไข]

สืบทอดจากดัตช์กลาง aenbreken; เทียบเท่า aan +‎ breken

การออกเสียง

[แก้ไข]

คำกริยา

[แก้ไข]

aanbreken

  1. (อกรรม) เริ่ม
  2. (สกรรม) บุกเข้าไป, เปิดออกเป็นครั้งแรก
  3. (เลิกใช้, อกรรม) พายุเข้าอย่างรุนแรง

การผันรูป

[แก้ไข]
การผันรูปของ aanbreken (แข็งกลุ่ม 4, แยกได้)
infinitive aanbreken
past singular brak aan
past participle aangebroken
infinitive aanbreken
gerund aanbreken ก.
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular breek aan brak aan aanbreek aanbrak
2nd person sing. (jij) breekt aan brak aan aanbreekt aanbrak
2nd person sing. (u) breekt aan brak aan aanbreekt aanbrak
2nd person sing. (gij) breekt aan braakt aan aanbreekt aanbraakt
3rd person singular breekt aan brak aan aanbreekt aanbrak
plural breken aan braken aan aanbreken aanbraken
subjunctive sing.1 breke aan brake aan aanbreke aanbrake
subjunctive plur.1 breken aan braken aan aanbreken aanbraken
imperative sing. breek aan
imperative plur.1 breekt aan
participles aanbrekend aangebroken
1) Archaic.

คำสลับอักษร

[แก้ไข]